Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 31

Psalmen

Index

Hoofdstuk 32

1

 Een onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. 


2

 Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. 


3

 Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag. 


4

 Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Sela. 


5

 Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE; en Gijvergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela. 


6

 Hierom zal U ieder heilige aanbidden in vindenstijd; ja, in een overloop van grote wateren zullen zij hem niet aanraken. 


7

 Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela. 


8

 Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn. 


9

 Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake. 


10

 De goddeloze heeft veel smarten, maar die op den HEERE vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen. 


11

 Verblijdt u in den HEERE, en verheugt u, gij rechtvaardigen! en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!  


Psalmen 33

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: